Mijn hart bonst van liefde,
mijn ganzenveer brandt.
Ik wil een brief schrijven
naar een bootsergeant.
Zijn blik heeft de mijne
gekruist op het strand.
Vier pretlichten smeedden
een magische band.
Hij nam de zeebenen
naar de overkant.
Met krullende zinnen
lok ik hem aan land.
Ik heb geen adres
maar een fles bij de hand.
Mijn meeuwvriend bijt straks
vleugellam in het zand